[Wi-Fi] Menu
Tik na het voltooien van de instellingen op . Als een bericht verschijnt waarin u wordt gevraagd of u de instellingen wilt opslaan, tikt u op .
Tik om de wijzigingen te negeren. Tik in het bericht op om te bevestigen dat u de wijzigingen wilt negeren.
In het menu [Wi-Fi] zijn de volgende instellingen beschikbaar:
[Inschakelen]
[Wi-Fi-instelling]
Verschijnt alleen wanneer het menu [Inschakelen] is ingeschakeld.
[IPv4 (Wi-Fi)]
[Modus]
[DHCP]
Verschijnt alleen als [Wi-Fi Direct] is uitgeschakeld en als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus].
[IP-adres]
Niet wijzigbaar wanneer [Wi-Fi Direct] is ingeschakeld.
Als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het IP-adres dat u van de DHCP-server hebt gekregen.
Als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], stelt u het IP-adres handmatig in.
[Netmasker]
Niet wijzigbaar wanneer [Wi-Fi Direct] is ingeschakeld.
Als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het subnetmaskeradres dat u van de DHCP-server hebt gekregen.
Als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], moet u het subnetmaskeradres handmatig instellen.
[Gateway]
Niet wijzigbaar wanneer [Wi-Fi Direct] is ingeschakeld.
Als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het gateway-adres dat u van de DHCP-server hebt gekregen.
Als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], wordt het standaardgateway-adres ingesteld.
Het gateway-adres dat u hier instelt, wordt gedeeld met de instellingen in [Interface] > [Netwerk] > [Controleren] > [LAN] > [IPv4 (LAN)].
[DNS]
Verschijnt alleen wanneer [Wi-Fi Direct] is uitgeschakeld.
Als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het DNS-serveradres dat u van de DHCP-server hebt gekregen.
U kunt het DNS-serveradres instellen als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus].
Het DNS-serveradres dat u hier instelt, wordt gedeeld met de instellingen in [Interface] > [Netwerk] > [Controleren] > [LAN] > [IPv4 (LAN)].
[IPv6 (Wi-Fi)]
[Modus]
[DHCP]
Alleen beschikbaar als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus].
[IP-adres]
Als u [Automatisch] of [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het IP-adres dat u hebt opgehaald.
Als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], stelt u het IP-adres handmatig in.
[Lengte voorvoegsel]
Instellen van het voorvoegsel (prefix) als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus].
[Gateway]
Als u [Automatisch] of [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het gateway-adres dat u hebt opgehaald.
Als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], wordt het standaardgateway-adres ingesteld.
Het gateway-adres dat u hier instelt, wordt gedeeld met de instellingen in [Interface] > [Netwerk] > [Controleren] > [LAN] > [IPv6 (LAN)].
[DNS]
Als u [Automatisch] of [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het DNS-serveradres dat werd opgehaald.
U kunt het DNS-serveradres instellen als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus].
Het DNS-serveradres dat u hier instelt, wordt gedeeld met de instellingen in [Interface] > [Netwerk] > [Controleren] > [LAN] > [IPv6 (LAN)].
[Poorten]
[Poort1]
[Poort2]
[Poort3]
[Flow controle]
[STATUS4]
[Status4 ENQ]
[STATUS3]
[STATUS5]
[Geen]
[Wachtrij TCP-verbinding]
[Verouderde status voor poort 9100]
Verschijnt niet als u [Geen] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].
(compatibiliteitsmodus)
(standaardmodus)
(compatibiliteitsmodus)
(standaardmodus)
(compatibiliteitsmodus)
(standaardmodus)
[BCC]
Alleen beschikbaar als u [STATUS5] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].
[Vertraging antwoord ENQ]
[Status4 Cyclic Response]
Alleen instelbaar als u [STATUS4] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].
[Proxy (Wi-Fi)]
De proxy die u hier instelt, wordt gedeeld met de instellingen in [Interface] > [Netwerk] > [Controleren] > [LAN] > [Proxy (LAN)].
[Ingeschakeld]
Om een proxy in te schakelen, moet u [Server] en [Uitsluiten] instellen.
[Server]
[Uitsluiten]
[Wi-Fi Protected Setup(WPS)]
[Knop (printplaat)]
1.
Tik op [Knop (printplaat)] in het menu [Wi-Fi Protected Setup(WPS)].
2.
Wanneer [Scanning...] op het scherm verschijnt, drukt u de WPS-knop op het toegangspunt van het wireless LAN-apparaat.
[PIN]
1.
Tik op [PIN] in het menu [Wi-Fi Protected Setup(WPS)].
2.
Wanneer [Scanning...] op het scherm wordt weergegeven, voer dan de op het scherm weergegeven pincode in op het toegangspunt van het wireless LAN-apparaat of de computer.
[Wi-Fi Direct]
De Wi-Fi Direct-functie wordt alleen ingeschakeld als u [Infrastructuur] hebt geselecteerd in het menu [Instelling Wi-Fi-verbinding] > [Modus]. Als u de instelling [Ad-hoc] hebt gewijzigd in [Infrastructuur] in het menu [Instelling Wi-Fi-verbinding] > [Modus], moet u de printer opnieuw opstarten voordat u de Wi-Fi Direct-functie instelt.
1.
Stel de apparaatnaam van de printer in met [Naam apparaat]. U kunt 1 tot 16 tekens invoeren. Dit mogen letters van het alfabet (hoofdletters en kleine letters), cijfers en symbolen zijn.
2.
Selecteer [Verbinden] om te zoeken naar de namen van apparaten waarmee verbinding kan worden gemaakt of om verbindingsaanvragen te accepteren als de printer GO (Group Owner – groepseigenaar) is. Tik op het apparaat waarmee u verbinding wilt maken.
3.
Selecteer [Groep starten] als u een nieuwe permanente groep wilt starten, of selecteer een groep uit de lijst.
4.
Selecteer [Groep verwijderen] om de permanente groep van stap 3 te verwijderen.
6.
Tik op [Verbinding verbreken] als u de verbinding wilt beëindigen.
Als Wi-Fi Direct actief is, kunt u [Naam apparaat] niet wijzigen.
[Groep starten] en [Groep verwijderen] worden alleen weergegeven als de printer niet met een Wi-Fi Direct-netwerk is verbonden.
[Verbinding verbreken] wordt weergegeven als de printer met een Wi-Fi Direct-netwerk is verbonden.
[Instelling Wi-Fi-verbinding]
[SSID]
[Veborgen SSID]
Alleen beschikbaar als u [Infrastructuur] hebt geselecteerd in het menu [Modus].
[Modus]
[Infrastructuur]
[Ad-hoc]
[Kanaal]
[Kanaal] kan alleen worden ingesteld als u [Ad-hoc] hebt geselecteerd in het menu [Modus].
[Beveiliging]
[Geen]
[WEP]
[WPA2+WPA]
[WPA2]
[Dynamische WEP]
Als u [Ad-hoc] hebt geselecteerd in het menu [Modus], zijn alleen [Geen] en [WEP] beschikbaar.
[WEP-conf.]
Alleen beschikbaar als u [WEP] hebt geselecteerd in het menu [Beveiliging].
[Verificatie]
[Open systeem]
[Gedeelde sleutel]
[Sleutelindex]
[Key #1] tot [Key #4]
[WPA-conf.]
Verschijnt alleen als u [WPA2+WPA] of [WPA2] hebt geselecteerd in het menu [Beveiliging].
[WPA-verificatie]
[Personal (PSK)]
[Enterprise (802.1x)]
[CCKM]
[PSK]
[EAP Conf.]
Verschijnt alleen als u andere opties dan [Personal (PSK)] hebt geselecteerd in het menu [WPA-verificatie] of als u [Dynamische WEP] hebt geselecteerd in het menu [Instelling Wi-Fi-verbinding] > [Beveiliging].
[EAP-modus]
[FAST]
[LEAP]
[PEAP]
[TLS]
[TTLS]
[Binnenste methode]
Verschijnt alleen als u [FAST], [PEAP] of [TTLS] hebt geselecteerd in het menu [EAP-modus].
Als u [FAST] hebt geselecteerd in het menu [EAP-modus], wordt de interne methode ingesteld op [Automatisch].
Als u [PEAP] hebt geselecteerd in het menu [EAP-modus], wordt de interne methode ingesteld op [MSCHAPv2].
Als u [TTLS] hebt geselecteerd in het menu [EAP-modus], zijn de beschikbare instelopties [MSCHAPv2], [MSCHAP], [CHAP] en [PAP].
[Gebruikersnaam]
[Wachtwoord]
[Aank. buitenste id]
Verschijnt alleen als u [FAST], [PEAP] of [TTLS] hebt geselecteerd in het menu [EAP-modus].
[Servercert. controleren]
Verschijnt alleen als u iets anders dan [LEAP] hebt geselecteerd in het menu [EAP-modus].
[Private Key wachtwoord]
[PAC auto voorziening]
Alleen beschikbaar als u [FAST] hebt geselecteerd in het menu [EAP-modus].
[PAC-wachtwoord]
Verschijnt alleen als u [FAST] hebt geselecteerd in het menu [EAP-modus] en als u [PAC auto voorziening] hebt uitgeschakeld.

Terug naar top