[Instellingen] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van het LAN.

Beschikbare instelopties:

[LAN] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van IPv4-, IPv6-, TCP/IP-poortnummer of -proxy voor het LAN.

Beschikbare instelopties:

[IPv4 (LAN)] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van IPv4 voor het LAN.

• Stel de gewenste waarden in en tik daarna op of druk op de toets / (Standby/Home). Een bericht verschijnt waarin u wordt gevraagd of u de instellingen wilt opslaan. Tik in het bericht op om de nieuwe instellingen toe te passen. Tik op om de nieuwe instellingen ongedaan te maken en de vorige instellingen terug te zetten. • Als er fouten in de ingevoerde gegevens staan, verschijnt een bericht met de vraag of u de wijzigingen wilt negeren. Tik in het bericht op om de wijzigingen te negeren. Tik op om het dialoogvenster te sluiten.

• U kunt [IP-adres], [Netmasker], [Gateway] of [DNS] niet wijzigen indien [Modus] is ingesteld op [DHCP].

Beschikbare instelopties:

[Modus] (Alleen USB+LAN-model)

Selecteren van de manier waarop het IP-adres wordt toegewezen.

Beschikbare instelopties:

DHCP

Het IP-adres, de gateway en het subnetmasker automatisch ophalen van de DHCP-server.

Statisch

Het IP-adres, de gateway en het subnetmasker manueel invoeren.

[DHCP] (Alleen USB+LAN-model)

Updaten van de leasetijd en opnieuw ophalen van het IP-adres van de DHCP-server.

Verschijnt alleen als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus].

[IP-adres] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen en controleren van het IP-adres.

Als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het IP-adres dat u van de DHCP-server hebt gekregen.

Als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], stelt u het IP-adres manueel in.

Instelbereik:

000.000.000.000 tot 255.255.255.255

[Netmasker] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen en controleren van het subnetmaskeradres.

Als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het subnetmaskeradres dat u van de DHCP-server hebt gekregen.

Als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], moet u het subnetmaskeradres manueel instellen.

Elke adresgroep kan cyclisch worden ingesteld op 0, 128, 192, 224, 240, 248, 252, 254 en 255.

Instelbereik:

128.000.000.000 tot 255.255.255.254

[Gateway] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen en controleren van het standaardgateway-adres.

Als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het gatewayadres dat u van de DHCP-server hebt gekregen.

Als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], wordt het standaardgatewayadres ingesteld.

Instelbereik:

000.000.000.000 tot 255.255.255.255

• De gatewayadressen die u hier instelt, worden gedeeld met de instellingen in [WiFi] > [Wi-Fi-instelling] > [IPv4 (Wi-Fi)].

[DNS] (Alleen USB+LAN-model)

Wanneer u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], kunt u DNS-serveradressen instellen en controleren.

Instelbereik:

000.000.000.000 tot 255.255.255.255

• U kunt tot drie IP-adressen voor de DNS-server registreren. Tik op om verschillende IP-adressen toe te voegen. • De DNS-serveradressen die u hier instelt, worden gedeeld met de instellingen in [WiFi] > [Wi-Fi-instelling] > [IPv4 (Wi-Fi)].

[IPv6 (LAN)] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van IPv6 voor het LAN.

• Stel de gewenste waarden in en tik daarna op of druk op de toets / (Standby/Home). Een bericht verschijnt waarin u wordt gevraagd of u de instellingen wilt opslaan. Tik in het bericht op om de nieuwe instellingen toe te passen. Tik op om de nieuwe instellingen ongedaan te maken en de vorige instellingen terug te zetten. • Als er fouten in de ingevoerde gegevens staan, verschijnt een bericht met de vraag of u de wijzigingen wilt negeren. Tik in het bericht op om de wijzigingen te negeren. Tik op om het dialoogvenster te sluiten.

• U kunt [IP-adres], [Lengte voorvoegsel], [Gateway] of [DNS] niet wijzigen indien [Modus] verschilt van [Statisch].

Beschikbare instelopties:

[Modus] (Alleen USB+LAN-model)

Selecteren van de manier waarop het IP-adres wordt toegewezen, of uitschakelen van IPv6.

Beschikbare instelopties:

Disable

IPv6 uitschakelen.

Automatisch

Het IP-adres en de gateway automatisch genereren (stateless modus).

DHCP

Het IP-adres en de gateway automatisch ophalen van de DHCP-server (stateful modus).

Statisch

Het IP-adres, de gateway en de lengte van het voorvoegsel (prefix) manueel invoeren.

[DHCP] (Alleen USB+LAN-model)

Updaten van de leasetijd en opnieuw ophalen van het IP-adres van de DHCP-server.

Verschijnt alleen als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus].

[IP-adres] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen en controleren van het IP-adres.

Als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het IP-adres dat u van de DHCP-server hebt gekregen.

Als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], stelt u het IP-adres manueel in.

Instelbereik:

0:0:0:0:0:0:0:1 tot ffff:ffff:ffff:ffff:ffff:ffff:ffff:ffff

[Lengte voorvoegsel] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van het voorvoegsel (prefix) als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus].

Instelbereik: 1 tot 128.

[Gateway] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen en controleren van het standaardgateway-adres.

Als u [DHCP] hebt geselecteerd in het menu [Modus], verschijnt op het scherm het gatewayadres dat u van de DHCP-server hebt gekregen.

Als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus], wordt het standaardgatewayadres ingesteld.

Instelbereik:

0:0:0:0:0:0:0:0 tot ffff:ffff:ffff:ffff:ffff:ffff:ffff:ffff

• De gatewayadressen die u hier instelt, worden gedeeld met de instellingen in [WiFi] > [Wi-Fi-instelling] > [IPv6 (Wi-Fi)]

[DNS] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van het primaire adres van de DNS-server als u [Statisch] hebt geselecteerd in het menu [Modus].

Instelbereik:

0:0:0:0:0:0:0:0 tot ffff:ffff:ffff:ffff:ffff:ffff:ffff:ffff

• U kunt maar één IP-adres registreren voor de DNS-server voor IPv6. • De DNS-serveradressen die u hier instelt, worden gedeeld met de instellingen in [WiFi] > [Wi-Fi-instelling] > [IPv6 (Wi-Fi)].

[Poorten] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van het TCP/IP-poortnummer.

Taken van Port1 tot Port3

Voor de socket-serverfunctie van TCP/IP kunt u een van de volgende verbindingsmethoden gebruiken.

De te gebruiken poorten en de taken daarvan hangen af van de verbindingsmethode en het communicatieprotocol.

2-poorts verbinding

Port1 wordt gebruikt afdrukgegevens te ontvangen, Port2 om de printerstatus terug te melden.

De 2-poorts verbinding is beschikbaar voor het communicatieprotocol Status4.

1-poorts verbinding

Hier wordt één poort gebruikt om zowel afdrukgegevens te ontvangen als om de printerstatus terug te melden.

Voor het communicatieprotocol Status4 wordt Port3 gebruikt.

Voor het communicatieprotocol Status3 of Status5 wordt Port1 of Port3 gebruikt.

Beschikbare instelopties:

[Poort1] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van het poortnummer voor Port1.

Voor de 2-poorts verbinding met Status4 wordt deze poort gebruikt om afdrukgegevens te ontvangen. Voor de 1-poorts verbinding met Status3/Status5 wordt deze poort zowel gebruikt om afdrukgegevens te ontvangen als om de printerstatus terug te melden.

Instelbereik: 1 tot 65535.

• Elke poort (1, 2 en 3) moet op andere waarden worden ingesteld.

[Poort2] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van het poortnummer voor Port2.

Voor de 2-poorts verbinding van Status4 wordt deze poort gebruikt om de printerstatus terug te melden.

Instelbereik: 1 tot 65535.

• Elke poort (1, 2 en 3) moet op andere waarden worden ingesteld.

• Deze instelling is uitgeschakeld wanneer de AEP-modus actief is.

[Poort3] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van het poortnummer voor Port3.

Voor de 1-poorts verbinding met Status3/Status4/Status5 wordt deze poort zowel gebruikt om afdrukgegevens te ontvangen als om de printerstatus terug te melden.

Instelbereik: 1 tot 65535.

• Elke poort (1, 2 en 3) moet op andere waarden worden ingesteld.

• U kunt het formaat van de statusterugmelding veranderen van Port3 in Legacy door [Verouderde status voor poort 9100] in te schakelen.

[Flow controle] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van het communicatieprotocol.

Beschikbare instelopties:

•

[STATUS4]

•	[Status4 ENQ]

•

[STATUS3]

•

[STATUS5]

•

[GEEN]

[Meerdere verbindingen] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen dat verbindingen in een wachtrij worden geplaatst wanneer meerdere hosts of toepassingen verbindingsaanvragen naar de printer verzenden.

Terwijl u verbinding maakt met een host of toepassing, kan de printer verbindingsaanvragen van andere hosts of toepassingen ontvangen. De volgende verbindingsaanvragen worden in wachtstand geplaatst. Zodra de eerste verbinding is verbroken, worden de aanvragen verwerkt in de volgorde waarin ze zijn binnengekomen.

Terwijl u verbinding maakt met een host of toepassing, kan de printer geen verbindingsaanvragen van andere hosts of toepassingen ontvangen.

• Denk erom, wanneer u deze instelling inschakelt, de 1-poorts verbinding voor Status3, Status4 en Status5 te gebruiken. Voor Status4 is de werking met 2-poorts verbindingen niet gegarandeerd.

[Verouderde status voor poort 9100] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen dat het formaat van de statusterugmelding verandert van Port3 in Legacy.

Verschijnt niet als u [GEEN] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].

Met de status Legacy ziet het formaat van de statusterugmelding van Port3 er als volgt uit:

Status3

Modus	Gegevensformaat
Normaal ([Verouderde status voor poort 9100] is uitgeschakeld)
Legacy ([Verouderde status voor poort 9100] is ingeschakeld)

Status4

Modus	Gegevensformaat
Normaal ([Verouderde status voor poort 9100] is uitgeschakeld)
Legacy ([Verouderde status voor poort 9100] is ingeschakeld)

Status5

Modus	Gegevensformaat
Normaal ([Verouderde status voor poort 9100] is uitgeschakeld)
Legacy ([Verouderde status voor poort 9100] is ingeschakeld)

[BCC] (Alleen USB+LAN-model)

In- of uitschakelen van de BCC-controlefunctie.

Verschijnt alleen als u [STATUS5] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].

[Vertraging antwoord ENQ] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van de vertragingsperiode voor het antwoord op een statusaanvraag (ENQ).

Alleen beschikbaar als u [STATUS3], [Status4 ENQ], [STATUS5], of [GEEN] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].

Instelbereik: 0 tot 9.999 ms.

• De beginwaarde van deze instelling blijft doorgaans ongewijzigd.

[Cyclus antwoorden] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van het interval voor het cyclische statusantwoord.

Alleen beschikbaar als u [STATUS4] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].

Instelbereik: 100 tot 999 ms.

[Proxy (LAN)] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van de proxy voor het LAN.

Beschikbare instelopties:

[Ingeschakeld] (Alleen USB+LAN-model)

In- of uitschakelen van het proxygebruik.

• Om de proxy in te schakelen, moet [SFTP/SCP Server] zijn ingesteld en moet [Uitsluiten] ten minste 127.0.0.1 en localhost bevatten.

[SFTP/SCP Server] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van de naam of het IP-adres van de proxyserver.

Voorbeeld: http://192.168.1.11:3128

• U moet een geldige naam of geldig IP-adres en poortnummer voor de server instellen. • Houd "." ingedrukt om een dubbelepunt (:) in te voeren.

[Uitsluiten] (Alleen USB+LAN-model)

Instellen van namen, IP-adressen of domeinen voor proxy-uitsluiting.

• Exclude (uitsluiten) moet ten minste 127.0.0.1 en localhost bevatten.

---

Related Topics

Bedieningswijzen in de instelmodus

Invoeren van instelwaarden