[Afdrukken] Menu
In het menu [Afdrukken] zijn de volgende instellingen beschikbaar:
[Lengte label]
In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots) of inches.
[Breedte label]
In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots) of inches.
[Automatisch meten]
Wanneer [Type sensor] is ingesteld op [Tussenruimte] of op [I-Mark], kunt u de functie Auto Measure (automatisch meten) gebruiken.
2.
Schakel [Automatisch meten] in.
3.
Druk op de toets / (Standby/Home) om het beginscherm weer te geven.
6.
Wanneer u nogmaals drukt op de toets / (Standby/Home), voert de printer twee etiketten door en wordt de etiketlengte gemeten.
Wanneer u [Automatisch meten] inschakelt, wordt deze functie in de volgende gevallen uitgevoerd:
Wanneer de printer na het wijzigen van de instelling [Type sensor] naar de onlinemodus overschakelt.
Wanneer u [Protocol] in het menu [Toepassingen] wijzigt in [SZPL], wordt [Automatisch meten] ingeschakeld en automatisch uitgevoerd.
[Snelheid]
Wanneer u [Snelheid] op meer dan 127 mm/sec. instelt terwijl de printer op een AC-voedingsbron is aangesloten, verandert deze waarde in 101,6 mm/sec. als de batterij leeg raakt.
[Type sensor]
Als u [Verdeler] hebt geselecteerd in het menu [Afdrukmodus], zijn alleen [Tussenruimte] en [I-Mark] beschikbaar.
Als u [Afscheuren zonder lint] of [Cutter zonder lint] hebt geselecteerd in het menu [Afdrukmodus], zijn alleen [Geen] en [I-Mark] beschikbaar.
[Positie I-Mark]
Verschijnt alleen als u [I-Mark] hebt geselecteerd in het menu [Type sensor].
Hiermee kunt u etiketten gebruiken waarvan de positie van de zwarte streepjes verschilt van [Center I-Mark], [Bottom I-Mark] en [Top I-Mark]. Met de instelling [Offset I-Mark] kunt u de positie van de zwarte streepjes instellen. De stoppositie en het afgedrukte beeld worden op basis hiervan aangepast, maar de terugvoerafstand blijft ongewijzigd.
Als u [Cutter], [[Gedeeltelijke cutter], [Cutter zonder lint] of [Afscheuren zonder lint] hebt geselecteerd in het menu [Afdrukmodus], is de opdracht [Center I-Mark] niet beschikbaar.
[Labelgrootte]
[Offset I-Mark]
Verschijnt alleen als u [Custom I-Mark] hebt geselecteerd in het menu [Positie I-Mark].
In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots) of inches.
[Automatische modus]
[Afdrukmodus]
U kunt [Afdrukmodus] niet instellen indien [Automatische modus] is ingeschakeld.
[Backfeed]
[Backfeed] is alleen van toepassing wanneer de afdrukmodus is ingesteld op een andere dan de doorlopende modus.
Als u [Afscheuren] of [Gedeeltelijke cutter] hebt geselecteerd in het menu [Afdrukmodus], is alleen [Voor] beschikbaar.
Als u [Afscheuren zonder lint] of [Cutter zonder lint] hebt geselecteerd in het menu [Afdrukmodus], is alleen [Na] beschikbaar.
Als u [Continu] hebt geselecteerd in [Afdrukmodus], is alleen [None] beschikbaar.
[Knippen en uitwerpen]
[Helderheid]
U kunt de afdrukdonkerheid nog fijner instellen via [Afdrukken] > [Geavanceerd] > [Aanpassingen] > [Helderheid instellen].
[Beeldvorming]
[Geavanceerd]
[Kalibreren]
[Automatische kalibratie]
Voor [Gap + I-Mark]/[Tussenruimte]/[I-Mark]
Voor [Dispenser]
Voor [Zonder strook]
5.
7.
Schakel over naar de offlinemodus. Tik op [DOORVOER] om na te gaan of het medium juist wordt doorgevoerd.
Als het medium niet juist wordt doorgevoerd na de [Automatische kalibratie], neem dan contact op met uw SATO leverancier of technische support-afdeling.
[Niveaus Tussenruimte]
4.
Tik op [Niveaus Tussenruimte] in het menu [Kalibreren].
5.
Wijzig de waarde [Emit] tot [Sensor] kleiner is dan 0,5 (V). Stel de waarde [Emit] zo laag mogelijk in.
6.
Als de waarde [Sensor] niet lager wordt dan 0,5 nadat u de waarde [Emit] hebt gewijzigd, moet u de waarde [Receive] wijzigen.
7.
Noteer de waarde [Sensor] tijdens de bovenstaande procedure. Dit is de waarde van het lage niveau voor de tussenruimtesensor.
Als het verschil tussen het hoge en lage niveau minder dan 1,0 bedraagt, past u de waarden [Emit] en [Receive] aan zodat het verschil groter wordt dan 1,0. In dit geval kunt u ook het lage niveau (voltage) voor de tussenruimtesensor opnieuw instellen.
[Tussenruimte Slice Level]
2.
Tik op [Tussenruimte Slice Level] in het menu [Kalibreren].
3.
Wijzig de waarde [Tussenruimte Slice Level]. Stel [Tussenruimte Slice Level] in op het in stap 1 berekende niveau.
4.
Tik op om de waarde te bevestigen.
Als u [Tussenruimte Slice Level] instelt op 0,0 (V), wordt het drempelniveau automatisch ingesteld.
[Niveaus I-Mark]
3.
Tik op [Niveaus I-Mark] in het menu [Kalibreren].
4.
Wijzig de waarde [Emit] tot [Sensor] kleiner is dan 0,5 (V). Stel de waarde [Emit] zo laag mogelijk in.
5.
Als de waarde [Sensor] niet lager wordt dan 0,5 nadat u de waarde [Emit] hebt gewijzigd, moet u de waarde [Receive] wijzigen.
6.
Noteer de waarde [Sensor] tijdens de bovenstaande procedure. Dit is de waarde van het lage niveau voor de zwarte-streepjessensor.
Als het verschil tussen het hoge en lage niveau minder dan 1,0 bedraagt, past u de waarden [Emit] en [Receive] aan zodat het verschil groter wordt dan 1,0. In dit geval kunt u ook het lage niveau (voltage) voor de zwarte-streepjessensor opnieuw instellen.
[I-mark Slice Level]
2.
Tik op [I-mark Slice Level] in het menu [Kalibreren].
3.
Wijzig de waarde [I-mark Slice Level]. Stel [I-mark Slice Level] in op het in stap 1 berekende drempelniveau.
4.
Tik op om de waarde te bevestigen.
Als u [I-mark Slice Level] instelt op 0,0 (V), wordt het drempelniveau automatisch ingesteld.
[Niveaus verdeler]
2.
Tik op [Niveaus verdeler] in het menu [Kalibreren].
3.
Wijzig de waarde [Emit] tot [Sensor] kleiner is dan 0,5 (V).
Stel de waarde [Emit] zo laag mogelijk in.
4.
Als de waarde [Sensor] niet lager wordt dan 0,5 nadat u de waarde [Emit] hebt gewijzigd, moet u de waarde [Receive] wijzigen.
5.
Noteer de waarde [Sensor] tijdens de bovenstaande procedure. Dit is de waarde van het lage niveau voor de dispensersensor.
Als het verschil tussen het hoge en lage niveau minder dan 1,0 bedraagt, past u de waarden [Emit] en [Receive] aan tot het verschil groter wordt dan 1,0. In dit geval kunt u ook het lage niveau (voltage) voor de dispensersensor opnieuw instellen.
[Niveaus zonder strook]
2.
Tik op [Niveaus zonder strook] in het menu [Kalibreren].
3.
Wijzig de waarde [Emit] tot [Sensor] kleiner is dan 0,5 (V).
Stel de waarde [Emit] zo laag mogelijk in.
4.
Als de waarde [Sensor] niet lager wordt dan 0,5 nadat u de waarde [Emit] hebt gewijzigd, moet u de waarde [Receive] wijzigen.
5.
Noteer de waarde [Sensor] tijdens de bovenstaande procedure. Dit is de waarde van het lage niveau voor de Linerless-sensor.
Als het verschil tussen het hoge en lage niveau minder dan 1,0 bedraagt, past u de waarden [Emit] en [Receive] aan tot het verschil groter wordt dan 1,0. In dit geval kunt u ook het lage niveau (voltage) voor de Linerless-sensor opnieuw instellen.
[Controle kop]
[Modus controle kop]
[Elke pagina]
Verschijnt alleen als u [Elke pagina] hebt geselecteerd in het menu [Modus controle kop].
[Mediaformaat controleren]
[Aanpassingen]
[Offset]
[Pitch]
[Helderheid instellen]
[Online starten]
Deze instelling is gerelateerd aan het menu [Standalone] > [Starten binnen]. Wanneer [Online starten] is ingeschakeld, wordt [Toepassing] geactiveerd als [Starten binnen]. Wanneer [Online starten] is uitgeschakeld, wordt [Startscherm] geactiveerd als [Starten binnen].
[doorvoer na fout]
Als [Doorvoer bij aanzetten] is ingeschakeld, wordt het medium doorgevoerd wanneer de printer bij het inschakelen naar de onlinemodus overschakelt.
Als [Automatisch meten] is ingeschakeld, wordt het medium ook doorgevoerd wanneer de printer na het inschakelen voor het eerst naar de onlinemodus overschakelt.
[Doorvoer bij aanzetten]
Als [Automatisch meten] is ingeschakeld, wordt het medium ook doorgevoerd wanneer de printer na het inschakelen voor het eerst naar de onlinemodus overschakelt.
[Toevoer afwerker]
[Einde papier sensor]
[Prioritize]
[Opnieuw afdrukken]
Als u [Opnieuw afdrukken] hebt ingeschakeld, kunt u de vorige gegevens opnieuw afdrukken door in het onlinescherm te tikken op [OPNIEUW AFDRUKKEN].
[Eindpositie afdrukken]
Instellen van de mediastoppositie of snijpositie als [Type sensor] is ingesteld op [Geen]. Hiermee stelt u ook de hoeveelheid witruimte vanaf de mediastoppositie in.
In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots) of inches.

Terug naar top