TOP > Diverse printerinstellingen > Het menu [Instellingen] van de printer > [Interface] Menu > [Netwerk] > [Services] > [Poorten]
[Poorten]
Instellen van het TCP/IP-poortnummer.
Beschikbare instelopties:
Taken van Port1 tot Port3
Voor de socket-serverfunctie van TCP/IP kunt u een van de volgende verbindingsmethoden gebruiken.
De te gebruiken poorten en de taken daarvan hangen af van de verbindingsmethode en het communicatieprotocol.
2-poorts verbinding
Port1 wordt gebruikt om afdrukgegevens te ontvangen, Port2 om de printerstatus terug te melden.
De 2-poorts verbinding is beschikbaar voor het communicatieprotocol Status4.
1-poorts verbinding
Hier wordt één poort gebruikt om zowel afdrukgegevens te ontvangen als om de printerstatus terug te melden.
Voor het communicatieprotocol Status4 wordt Port3 gebruikt.
Voor het communicatieprotocol Status3 of Status5 wordt Port1 of Port3 gebruikt.
[Poort1]
Instellen van het poortnummer voor Port1.
Voor de 2-poorts verbinding met Status4 wordt deze poort gebruikt om afdrukgegevens te ontvangen. Voor de 1-poorts verbinding met Status3/Status5 wordt deze poort zowel gebruikt om afdrukgegevens te ontvangen als om de printerstatus terug te melden.
Instelbereik: 1 tot 65535.
 
•
Elke poort (1, 2 en 3) moet op andere waarden worden ingesteld.
•
Stel een poortnummer in dat nog niet door andere services wordt gebruikt. Als u poortnummers gebruikt die overlappen met door andere diensten gebruikte nummers, is er geen goede communicatie mogelijk.
[Poort2]
Instellen van het poortnummer voor Port2.
Voor de 2-poorts verbinding van Status4 wordt deze poort gebruikt om de printerstatus terug te melden.
Instelbereik: 1 tot 65535.
 
•
Elke poort (1, 2 en 3) moet op andere waarden worden ingesteld.
•
Stel een poortnummer in dat nog niet door andere services wordt gebruikt. Als u poortnummers gebruikt die overlappen met door andere diensten gebruikte nummers, is er geen goede communicatie mogelijk.
 
•
Deze instelling is uitgeschakeld wanneer de AEP-modus actief is.
[Poort3]
Instellen van het poortnummer voor Port3.
Voor de 1-poorts verbinding met Status3/Status4/Status5 wordt deze poort zowel gebruikt om afdrukgegevens te ontvangen als om de printerstatus terug te melden.
Instelbereik: 1 tot 65535.
 
•
Elke poort (1, 2 en 3) moet op andere waarden worden ingesteld.
•
Stel een poortnummer in dat nog niet door andere services wordt gebruikt. Als u poortnummers gebruikt die overlappen met door andere diensten gebruikte nummers, is er geen goede communicatie mogelijk.
 
•
U kunt het retourstatusformaat van Port3 veranderen in compatibiliteitsmodus door [Verouderde status voor poort 9100] in te schakelen.
[Flow controle]
Instellen van het communicatieprotocol.
U hebt de keuze uit de volgende opties:
•
[Status4]
•
[Status4 ENQ]
•
[Status3]
•
[Status5]
•
[None]
[Wachtrij TCP-verbinding]
Instellen of u verbindingen in een wachtrij wilt plaatsen als meerdere hosts of toepassingen verbindingsaanvragen naar de printer verzenden.
U hebt de keuze uit de volgende opties:
Ingeschakeld
Terwijl verbinding wordt gemaakt met een host of toepassing, kan de printer verbindingsaanvragen van andere hosts of toepassingen ontvangen. De volgende verbindingsaanvragen worden in wachtstand geplaatst. Zodra de eerste verbinding is beëindigd, worden de aanvragen verwerkt in de volgorde waarin ze zijn binnengekomen.
Uitgeschakeld
Terwijl verbinding wordt gemaakt met een host of toepassing, kan de printer geen verbindingsaanvragen van andere hosts of toepassingen ontvangen.
 
•
Denk erom wanneer u [Ingeschakeld] hebt geselecteerd, de 1-poorts verbinding te gebruiken voor Status3, Status4, en Status5. Voor Status4 is de werking met 2-poorts verbindingen niet gegarandeerd.
[Verouderde status voor poort 9100]
Instellen of u het retourstatusformaat van Port3 in compatibiliteitsmodus wilt veranderen.
Verschijnt niet als u [None] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].
In compatibiliteitsmodus ziet het retourstatusformaat van Port3 er als volgt uit:
STATUS3
Ingeschakeld (Compatibiliteitsmodus)
Uitgeschakeld (Standaardmodus)
STATUS4
Ingeschakeld (Compatibiliteitsmodus)
Uitgeschakeld (Standaardmodus)
STATUS5
Ingeschakeld (Compatibiliteitsmodus)
Uitgeschakeld (Standaardmodus)
[Vertraging antwoord ENQ]
Instellen van de vertragingstijd voor het beantwoorden van een statusaanvraag (ENQ).
Niet beschikbaar als u [Status4] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].
De doelinterfaces zijn LAN en wireless LAN.
De doelstatussen zijn Status3, Status4 ENQ-antwoord, en Status5.
Instelbereik: 0 tot 9999 ms.
 
•
De standaardwaarde van deze instelling blijft doorgaans ongewijzigd.
[Cyclus antwoorden]
Instellen van het interval voor het cyclische statusantwoord.
Alleen beschikbaar als u [Status4] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].
De doelinterfaces zijn LAN en wireless LAN.
De doelstatus is Status4 antwoordcyclus.
Instelbereik: 100 tot 999 ms.
[BCC]
In- of uitschakelen van de BCC-controlefunctie.
Verschijnt alleen als u [Status5] hebt geselecteerd in het menu [Flow controle].
U hebt de keuze uit de volgende opties:
Ingeschakeld
Inschakelen van de BCC-controlefunctie.
Uitgeschakeld
Uitschakelen van de BCC-controlefunctie.
Gerelateerde onderwerpen
Selecteren van een optie
Invoeren of selecteren van instelwaarden
[Services en poorten toestaan]

Terug naar top