Omstandigheden waarin het papiereinde wordt gedetecteerd

De bedieningswijze van de printer en de geselecteerde sensor bepalen in welke omstandigheden het papiereinde wordt gedetecteerd.

Wanneer I-Mark (zwarte-streepjessensor van het reflectietype) of Gap (tussenruimtesensor van het transmissietype) als papiereindesensor is opgegeven, wordt het papiereinde in de volgende omstandigheden gedetecteerd.

U kunt het type papiereindesensor instellen in het menu [Afdrukken] > [Geavanceerd] > [Einde papier] > [Type sensor].

Wanneer [Geen] als papiereindesensor is opgegeven, wordt het papiereinde niet gedetecteerd.

Omstandigheden waarin het papiereinde wordt gedetecteerd tijdens de doorvoer

•	Bij gebruik van I-Mark (zwarte-streepjessensor) als papiereindesensor

Het papiereinde wordt gemeld als er nog steeds geen papier is, zelfs wanneer de zwarte-streepjessensor na het doorvoeren van 15 mm aan media blijft vaststellen dat het papier op is.

(1) Detectie papiereinde

(2) Detectieniveau papiereinde (vast)

(3) Golfvorm zwarte-streepjessensor (I-Mark)

•	Bij gebruik van Gap (tussenruimtesensor) als papiereindesensor

Het papiereinde wordt gemeld als er nog steeds geen papier is, zelfs wanneer de tussenruimtesensor na het doorvoeren van media over de ingestelde detectieafstand blijft vaststellen dat het papier op is.

(1) Detectie papiereinde

(2) Detectieniveau papiereinde (vast)

(3) Golfvorm tussenruimtesensor (Gap)

*1 De detectieafstand van het papiereinde is instelbaar in het menu [Afdrukken] > [Geavanceerd] > [Einde papier] > [Afstand einde papier].

Omstandigheden waarin het papiereinde wordt gedetecteerd tijdens het afdrukken

1.	De papiereindesensor detecteert dat het papier op is op de positie waar media worden doorgevoerd over de detectieafstand die in de volgende tabel vermeld staat.

Papiereindesensor	Detectieafstand papiereinde (mm)	Instelmethode
Zwarte-streepjessensor	15	Vast
Tussenruimtesensor	15 tot 400	Ingesteld in het menu [Afdrukken] > [Geavanceerd] > [Einde papier] > [Afstand einde papier] of via een opdracht

2.	Als de lengte aan resterende afdrukken kleiner is dan de afstand tussen de printkoppositie en de papiereindesensor min de in de tabel hierboven vermelde detectieafstand van het papiereinde, wordt een papiereindefout gemeld na de output van 1.

Als de lengte aan resterende afdrukken groter is dan de afstand tussen de printkoppositie en de papiereindesensor min de in de tabel hierboven vermelde detectieafstand van het papiereinde, wordt een papiereindefout gemeld direct nadat het papiereinde is vastgesteld, en drukt de printer opnieuw af na het wissen van de papiereindefout.

(1) Printkoppositie

(2) Papiereindesensor: I-Mark (zwarte-streepjessensor)/Gap (tussenruimtesensor)

Geselecteerd in het menu [Afdrukken] > [Geavanceerd] > [Einde papier] of opgegeven via een opdracht.

(3) Detectieafstand papiereinde

(4) Mediadoorvoerrichting

Als tijdens het afdrukken een papiereindefout wordt vastgesteld, hangt de printerwerking af van de lengte aan resterende afdrukken en de resterende hoeveelheid media op het ogenblik dat de fout werd vastgesteld.

De resterende hoeveelheid media wordt als volgt berekend:

Resterende hoeveelheid media = afstand tussen printkoppositie en papiereindesensor min detectieafstand papiereinde

(1) Printkoppositie

(2) Afstand tussen printkoppositie en papiereindesensor

(3) Papiereindesensor

(4) Detectieafstand papiereinde

(5) Resterende hoeveelheid media

•	Als de lengte aan resterende afdrukken groter is dan de resterende hoeveelheid media

Als de lengte aan resterende afdrukken groter is dan de resterende hoeveelheid media op het ogenblik dat de papiereindefout wordt vastgesteld, kan de afdruktaak niet worden voltooid. Het afdrukken wordt onmiddellijk gestopt en er wordt een papiereindefout gemeld.

(1) Printkoppositie

(2) Papiereindesensor

(3) Detectieafstand papiereinde

(4) Resterende hoeveelheid media

(5) Lengte aan resterende afdrukken

•	Als de lengte aan resterende afdrukken kleiner is dan de resterende hoeveelheid media

Als de lengte aan resterende afdrukken kleiner is dan de resterende hoeveelheid media, wordt de afdruktaak voltooid, waarna een papiereindefout wordt gemeld.

(1) Printkoppositie

(2) Papiereindesensor

(3) Detectieafstand papiereinde

(4) Resterende hoeveelheid media

(5) Lengte aan resterende afdrukken

Als er meerdere vellen zijn tussen de printkop en de papiereindesensor op het ogenblik dat een papiereindefout wordt vastgesteld, wordt de papiereindefout alleen gemeld nadat het huidige label is afgedrukt.

(1) Printkoppositie

(2) Papiereindesensor

(3) Detectieafstand papiereinde

(4) Resterende hoeveelheid media

(5) Lengte aan resterende afdrukken

Als in de dispenser- en afdrukmodus een papiereindefout wordt vastgesteld tijdens het doorvoeren van afgedrukte labels, kan het papiereinde optreden wanneer slechts het begin van het label is afgedrukt. U kunt de afdruktaak na een fout voortzetten door het gedeeltelijk afgedrukte label te verwijderen om het afdrukken te starten. In dit geval wordt de nog af te drukken inhoud van de onderbroken afdruktaak op het volgende label afgedrukt.

(1) Printkoppositie

(2) Papiereindesensor

(3) Detectieafstand papiereinde

(4) Resterende hoeveelheid media

(5) Lengte aan resterende afdrukken

(6) Door te voeren hoeveelheid tot de uitvoerstoppositie

---

Gerelateerde onderwerpen

Werkwijze in geval van fouten

Foutmelding 1008 (Papier op)

Handmatig instellen van de afdrukmodus

[Einde papier]