[Afdrukken] Menu
In het menu [Afdrukken] zijn de volgende instellingen beschikbaar:
[Lengte label]
[Breedte label]
[Automatisch meten]
Als [Type sensor] is ingesteld op [Tussenruimte] of op [I-Mark], kunt u de functie Auto Measure (Automatisch meten) gebruiken.
2.
Stel [Automatisch meten] in op [Ingeschakeld].
3.
Druk op de knop of op de knop om het scherm Online of Offline weer te geven.
6.
Als u op de knop drukt, voert de printer twee labels door en wordt de labellengte gemeten.
Als u [Automatisch meten] inschakelt, wordt deze functie in de volgende gevallen uitgevoerd:
Als de printer na het wijzigen van de instellingen in het menu [Type sensor] naar de onlinemodus overschakelt
Als u [Protocol] in het menu [Toepassingen] wijzigt in [SZPL], wordt [Automatisch meten] ingeschakeld en automatisch uitgevoerd.
[Lint]
[Lint bijna op]
[Snelheid]
[Type sensor]
Als u [Verdeler] of [Afgeven en afdrukken] hebt geselecteerd in het menu [Afdrukmodus], zijn alleen [Tussenruimte] en [I-Mark] beschikbaar.
Als u [Zonder strook] hebt geselecteerd in het menu [Afdrukmodus], is alleen [Geen] beschikbaar.
[Afdrukmodus microlabel]
[Afdrukmodus microlabel]
[Automatische detectie lengte label]
[Gemiddelde telling lengte label]
Instellen van het getelde aantal labels om het gemiddelde van de automatisch ingestelde labellengte te berekenen als [Afdrukmodus microlabel] is ingesteld op [Ingeschakeld] en [Automatische detectie lengte label] op [Ingeschakeld].
[Lengte label]
[Afdrukmodus]
[Backfeed]
[Helderheid]
U kunt de afdrukdonkerheid nog fijner instellen via [Afdrukken] > [Geavanceerd] > [Aanpassingen] > [Helderheid instellen].
[Beeldvorming]
In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
[Geavanceerd]
[Kalibreren]
[Automatische kalibratie]
[Automatische kalibratie] is niet beschikbaar als u [Zonder strook] hebt geselecteerd in [Afdrukmodus].
6.
Druk op de knoppen / om het sensortype te selecteren dat u wilt instellen.
7.
Druk op de knop of op de knop .
8.
Als het bevestigingsscherm verschijnt, drukt u op de knop om van start te gaan met de sensorinstelling.
10.
Schakel over naar de offlinemodus. Druk op de knop om u ervan te vergewissen dat de media juist worden doorgevoerd.
Als de media niet juist worden doorgevoerd nadat u [Automatische kalibratie] hebt uitgevoerd, neemt u contact op met uw SATO-verdeler of met de technische support-afdeling van SATO.
[Niveaus Tussenruimte]
4.
Selecteer [Niveaus Tussenruimte] in het menu [Kalibreren] en druk op de knop .
5.
Druk op de knoppen / om de waarde [Emit] te wijzigen totdat [Sensor] kleiner is dan 0,5 (V). Stel de waarde [Emit] zo laag mogelijk in.
6.
Als de waarde [Sensor] niet beneden 0,5 daalt na het wijzigen van [Emit], druk dan op de knoppen / om de waarde [Receive] te wijzigen.
7.
Noteer de waarde [Sensor] tijdens de bovenstaande procedure. Dit is de waarde van het lage niveau voor de tussenruimtesensor.
Als het verschil tussen het hoge en lage niveau minder dan 1,0 bedraagt, past u de waarden [Emit] en [Receive] aan zodat het verschil groter wordt dan 1,0. In dit geval kunt u ook het lage niveau (voltage) voor de tussenruimtesensor opnieuw instellen.
[Tussenruimte Slice Level]
2.
Selecteer [Tussenruimte Slice Level] in het menu [Kalibreren] en druk op de knop .
3.
Druk op de knoppen / om de waarde [Slice level] te wijzigen. Stel [Slice level] in op het in stap 1 berekende niveau.
4.
Druk op de knop om de waarde te bevestigen.
Als u [Slice level] instelt op 0,0 (V), wordt het drempelniveau automatisch ingesteld.
[Niveaus I-Mark]
3.
Selecteer [Niveaus I-Mark] in het menu [Kalibreren] en druk op de knop .
4.
Druk op de knoppen / om de waarde [Emit] te wijzigen totdat [Sensor] kleiner is dan 0,5 (V). Stel de waarde [Emit] zo laag mogelijk in.
5.
Als de waarde [Sensor] niet beneden 0,5 daalt na het wijzigen van [Emit], druk dan op de knoppen / om de waarde [Receive] te wijzigen.
6.
Noteer de waarde [Sensor] tijdens de bovenstaande procedure. Dit is de waarde van het lage niveau voor de zwarte-streepjessensor.
Als het verschil tussen het hoge en lage niveau minder dan 1,0 bedraagt, past u de waarden [Emit] en [Receive] aan zodat het verschil groter wordt dan 1,0. In dit geval kunt u ook het lage niveau (voltage) voor de zwarte-streepjessensor opnieuw instellen.
[I-Mark Slice Level]
2.
Selecteer [I-Mark Slice Level] in het menu [Kalibreren] en druk op de knop .
3.
Druk op de knoppen / om de waarde [Slice level] te wijzigen. Stel [Slice level] in op het in stap 1 berekende drempelniveau.
4.
Druk op de knop om de waarde te bevestigen.
Als u [Slice level] instelt op 0,0 (V), wordt het drempelniveau automatisch ingesteld.
[Controle kop]
[Modus controle kop]
[Elke pagina]
Verschijnt als u [Elke pagina] hebt geselecteerd in het menu [Modus controle kop].
[Mediaformaat controleren]
[Aanpassingen]
[Offset]
[Pitch]
[Offset spoed]
[Helderheid instellen]
[Online starten]
[doorvoer na fout]
Als [Doorvoer bij aanzetten] echter is ingesteld op [Ingeschakeld], worden de media doorgevoerd wanneer de printer bij het inschakelen naar de onlinemodus overschakelt.
Als [Automatisch meten] is ingeschakeld, worden de media ook doorgevoerd wanneer de printer na het inschakelen voor het eerst naar de onlinemodus overschakelt.
[Doorvoer bij aanzetten]
Als [Automatisch meten] echter is ingeschakeld, worden de media doorgevoerd wanneer de printer na het inschakelen voor het eerst naar de onlinemodus overschakelt.
[Toevoer afwerker]
[Invoersnelheid]
[Synchroniseren met afdruksnelheid]
[Invoersnelheid]
[Terugvoersnelheid]
[Einde papier]
[Type sensor]
[Afstand einde papier]
Aanpassen van de detectieafstand van het papiereinde als [Type sensor] is ingesteld op [Tussenruimte gebruiken].
Alleen beschikbaar als u [Tussenruimte gebruiken] hebt geselecteerd in het menu [Type sensor].
In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
[Basispositie kop] (Alleen S84NX)
[Prioriteit geven]
[Opnieuw afdrukken]
Als u [Ingeschakeld] hebt geselecteerd in [Opnieuw afdrukken], kunt u de vorige gegevens opnieuw afdrukken door in het onlinescherm te drukken op de knop ([OPNIEUW AFDRUKKEN]).
[Eindpositie afdrukken]
Instellen van de mediastoppositie als [Type sensor] is ingesteld op [Geen]. Hiermee stelt u ook de hoeveelheid witruimte vanaf de mediastoppositie in.
In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
[Instelmodus agenda]
[Herdruk agenda]
[Weekdagcode]
[zondag] tot [zaterdag]
[Maandcode]
[januari] tot [december]
[Notatie]
[Agendacontrole]
Als u [Ingeschakeld] selecteert, wordt een kalenderfout gemeld wanneer de tijd onjuist wordt bevonden, bijvoorbeeld omdat de batterij leeg is enz.
[Instelmodus werkploeg]
[1] tot [3]
[Ploegcode]
[Ploegtijd]
Alleen beschikbaar als u [Ingeschakeld] hebt geselecteerd in het menu [Ploegcode].
[Ploegnaam]
Alleen beschikbaar als u [Ingeschakeld] hebt geselecteerd in het menu [Ploegcode].
[Lintspanning aanpassen]
[Afdrukbewerkingen]
[Doorzetmodus]
[Uitgebr. backfeed-modus]
[Papierclipmodus]
De afdrukpositie verschuift op basis van de waarden die u onder [Pitch] of [Offset spoed] hebt ingesteld in het menu [Afdrukken] > [Geavanceerd] > [Aanpassingen].
[Invoer-offset]
Verschijnt alleen als u [Zonder strook] hebt geselecteerd in het menu [Afdrukmodus].
In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
[Backfeed-offset]
Verschijnt alleen als u [Zonder strook] hebt geselecteerd in het menu [Afdrukmodus].
Als [Lint] is ingesteld op [Lint gebruiken], moet de terugvoerlengte van het label kleiner zijn dan 30 mm. Als die lengte groter is dan 30 mm, kan het lintuiteinde ten onrechte worden gedetecteerd.
In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.

Terug naar top