Als [Type sensor] is ingesteld op [Tussenruimte] of op [I-Mark], kunt u de functie Auto Measure (Automatisch meten) gebruiken.
2.
3.
6. Als u op de knopdrukt, voert de printer twee labels door en wordt de labellengte gemeten.
7.
•
◦ Als de printer na het wijzigen van de instellingen in het menu [Type sensor] naar de onlinemodus overschakelt
• Als u [Protocol] in het menu [Toepassingen] wijzigt in [SZPL], wordt [Automatisch meten] ingeschakeld en automatisch uitgevoerd.Verschijnt alleen als u [Lint gebruiken] hebt geselecteerd in het menu [Lint] voor gecombineerde DT(direct thermische)- en TT(thermische transfer)-printermodellen.
• Als [Ingeschakeld] is geselecteerd in het menu [Afdrukmodus microlabel], bedraagt de afdruksnelheid maximaal 4 ips (inch per seconde).
• Als u [Verdeler] of [Afgeven en afdrukken] hebt geselecteerd in het menu [Afdrukmodus], zijn alleen [Tussenruimte] en [I-Mark] beschikbaar.
•
•In- of uitschakelen van de automatische meting van de labellengte als [Afdrukmodus microlabel] is ingesteld op [Ingeschakeld].
• Als de afdrukstartpositie niet goed uitgelijnd is bij gebruik van de automatische meting van de labellengte, gebruik dan [Lengte label] om de labellengte handmatig in te stellen.Instellen van het getelde aantal labels om het gemiddelde van de automatisch ingestelde labellengte te berekenen als [Afdrukmodus microlabel] is ingesteld op [Ingeschakeld] en [Automatische detectie lengte label] op [Ingeschakeld].Handmatig instellen van de labellengte wanneer [Afdrukmodus microlabel] is ingesteld op [Ingeschakeld] en [Automatische detectie lengte label] op [Uitgeschakeld].
Het afgedrukte label gaat door naar de uitvoerpositie terwijl de volgende gegevens worden afgedrukt.
• (Alleen S84NX) Selecteer de linerless modus (zonder rugpapier) niet bij gebruik van RFID-tags op een RFID-model. Als u de linerless modus instelt, kunt u geen RFID-tags gebruiken.[Backfeed] is van toepassing als de afdrukmodus is ingesteld op dispensermodus, linerless modus of dispenser- en afdrukmodus.
• U kunt de afdrukdonkerheid nog fijner instellen via [Afdrukken] > [Geavanceerd] > [Aanpassingen] > [Helderheid instellen].
• In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
[Automatische kalibratie] is niet beschikbaar als u [Zonder strook] hebt geselecteerd in [Afdrukmodus].
6.
7.
8. Als het bevestigingsscherm verschijnt, drukt u op de knopom van start te gaan met de sensorinstelling.
9. Het resultaat van de sensorinstelling wordt weergegeven. Druk op de knopom de instelprocedure af te sluiten.
10. Schakel over naar de offlinemodus. Druk op de knopom u ervan te vergewissen dat de media juist worden doorgevoerd.
• Als de media niet juist worden doorgevoerd nadat u [Automatische kalibratie] hebt uitgevoerd, neemt u contact op met uw SATO-verdeler of met de technische support-afdeling van SATO.
4.
5. Druk op de knoppen/
om de waarde [Emit] te wijzigen totdat [Sensor] kleiner is dan 0,5 (V). Stel de waarde [Emit] zo laag mogelijk in.
6. Als de waarde [Sensor] niet beneden 0,5 daalt na het wijzigen van [Emit], druk dan op de knoppen/
om de waarde [Receive] te wijzigen.
7. Noteer de waarde [Sensor] tijdens de bovenstaande procedure. Dit is de waarde van het lage niveau voor de tussenruimtesensor.
3.Als het verschil tussen het hoge en lage niveau minder dan 1,0 bedraagt, past u de waarden [Emit] en [Receive] aan zodat het verschil groter wordt dan 1,0. In dit geval kunt u ook het lage niveau (voltage) voor de tussenruimtesensor opnieuw instellen.
4. Als zowel het hoge als het lage niveau voldoet aan de standaardwaarde, druk dan op de knopom de waarde te bevestigen.
2.
3. Druk op de knoppen/
om de waarde [Slice level] te wijzigen. Stel [Slice level] in op het in stap 1 berekende niveau.
4. Druk op de knopom de waarde te bevestigen.
•
3.
4. Druk op de knoppen/
om de waarde [Emit] te wijzigen totdat [Sensor] kleiner is dan 0,5 (V). Stel de waarde [Emit] zo laag mogelijk in.
5. Als de waarde [Sensor] niet beneden 0,5 daalt na het wijzigen van [Emit], druk dan op de knoppen/
om de waarde [Receive] te wijzigen.
6. Noteer de waarde [Sensor] tijdens de bovenstaande procedure. Dit is de waarde van het lage niveau voor de zwarte-streepjessensor.
3.Als het verschil tussen het hoge en lage niveau minder dan 1,0 bedraagt, past u de waarden [Emit] en [Receive] aan zodat het verschil groter wordt dan 1,0. In dit geval kunt u ook het lage niveau (voltage) voor de zwarte-streepjessensor opnieuw instellen.
4. Als zowel het hoge als het lage niveau voldoet aan de standaardwaarde, druk dan op de knopom de waarde te bevestigen.
2.
3. Druk op de knoppen/
om de waarde [Slice level] te wijzigen. Stel [Slice level] in op het in stap 1 berekende drempelniveau.
4. Druk op de knopom de waarde te bevestigen.
•
• In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
• In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
• In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
Als [Doorvoer bij aanzetten] echter is ingesteld op [Ingeschakeld], worden de media doorgevoerd wanneer de printer bij het inschakelen naar de onlinemodus overschakelt.Als [Automatisch meten] is ingeschakeld, worden de media ook doorgevoerd wanneer de printer na het inschakelen voor het eerst naar de onlinemodus overschakelt.Als [Automatisch meten] echter is ingeschakeld, worden de media doorgevoerd wanneer de printer na het inschakelen voor het eerst naar de onlinemodus overschakelt.
• Als [Lint] is ingesteld op [Lint gebruiken], moet de terugvoerlengte van het label kleiner zijn dan 30 mm. Als die lengte groter is dan 30 mm, kan het lintuiteinde ten onrechte worden gedetecteerd.
• In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
• Kan alleen worden opgegeven als de snelheid lager is dan de in het menu [Snelheid] ingestelde waarde.
• Als [Ingeschakeld] is geselecteerd in het menu [Afdrukmodus microlabel], bedraagt de doorvoersnelheid maximaal 4 ips (inch per seconde).Aanpassen van de detectieafstand van het papiereinde als [Type sensor] is ingesteld op [Tussenruimte gebruiken].
• In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
Als u [Ingeschakeld] hebt geselecteerd in [Opnieuw afdrukken], kunt u de vorige gegevens opnieuw afdrukken door in het onlinescherm te drukken op de knop([OPNIEUW AFDRUKKEN]).
Instellen van de mediastoppositie als [Type sensor] is ingesteld op [Geen]. Hiermee stelt u ook de hoeveelheid witruimte vanaf de mediastoppositie in.
• In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
Als u [Ingeschakeld] selecteert, wordt een kalenderfout gemeld wanneer de tijd onjuist wordt bevonden, bijvoorbeeld omdat de batterij leeg is enz.Verschijnt alleen als u [Lint gebruiken] hebt geselecteerd in het menu [Lint] voor gecombineerde DT(direct thermische)- en TT(thermische transfer)-printermodellen.Verschijnt als u zowel [Verdeler] in het menu [Afdrukmodus] als [Voor] in het menu [Backfeed] hebt geselecteerd.De afdrukpositie verschuift op basis van de waarden die u onder [Pitch] of [Offset spoed] hebt ingesteld in het menu [Afdrukken] > [Geavanceerd] > [Aanpassingen].
• In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.
• Als [Lint] is ingesteld op [Lint gebruiken], moet de terugvoerlengte van het label kleiner zijn dan 30 mm. Als die lengte groter is dan 30 mm, kan het lintuiteinde ten onrechte worden gedetecteerd.
• In het menu [Systeem] > [Regionaal] > [Eenheid] kunt u de eenheid veranderen in punten (dots), " (inch) of mm.