Aanpassen van de afdrukpositie

Stel [Pitch] in het menu [Afdrukken] > [Geavanceerd] > [Aanpassingen] in om de afdrukpositie aan te passen.

• Wanneer het mediasensortype op Tussenruimte is ingesteld, wordt het bovenstaande referentiepunt (afdrukpositie) als stoppositie gebruikt.

1.	Wanneer de printer zich in de onlinemodus bevindt, drukt u op de -knop op het bedieningspaneel om over te schakelen naar de offlinemodus.

2.	Druk op de -knop om het [Controleren]-menu weer te geven.

3.	Selecteer [Afdrukken] met de /-knoppen en druk vervolgens op de -knop.

4.	Selecteer het menu [Geavanceerd] > [Aanpassingen] > [Pitch] met de knoppen / en druk vervolgens op de knop .

Het [Pitch]-scherm verschijnt.

5.	Wijzig de instelwaarde. Druk op de knoppen /// om een getal te selecteren en druk vervolgens op de -knop om het getal in te voeren in het tekstvak.

Instelbereik:

Resolutie	CL4NX Plus	CL6NX Plus
203 dpi (1 dot = 0,125 mm)	-30 tot +30 dots	-30 tot +30 dots
305 dpi (1 dot = 0,083 mm)	-45 tot +45 dots	-45 tot +45 dots
609 dpi (1 dot = 0,042 mm)	-90 tot +90 dots	-

6.	Druk op de -knop om de instelwaarde op te slaan.

7.	Druk op de -knop om over te schakelen naar de offlinemodus.

8.	Druk nogmaals op de -knop om naar de onlinemodus te schakelen.

Maak zo nodig een afdruk om de aangepaste afdrukpositie te controleren.